Les années Before | Soft Machine | Matching Mole | Solo | With Friends | Samples | Compilations | V.A. | Bootlegs | Reprises|
Interviews & articles
     
 Robert Wyatt 'Ik ben de componist, de zanger en ook de groep' - Oor -nr. 19 - 21 september 1991








Hij lijkt nauwelijks door de tand des tijds aangetast sinds ik hem voor het laatst zag. Zijn halflange sluike haar en geruststellende baard omranden zijn vriendelijke gezicht. Zijn ogen fonkelen als hij praat over wat hem bezig houdt: muziek en politiek. In die volgorde. Niet zozeer zijn eigen muziek, want daar heeft Robert Wyatt geen al te hoge pet van op. Hij kan zijn eigen stemgeluid maar moeilijk verdragen, vertelt hij en de drie veelgeprezen, invloedrijke albums die hij ooit met de legendarische Soft Machine maakte heeft hij al vele jaren niet meer beluisterd. Sterker nog: zij ontbreken in zijn overigens fenomenale platencollectie (vooral veel jazz en wereldmuziek). 'Als iets onprettig afloopt, krijgt alles restrospectief een onprettige bijsmaak,' verklaart Robert zijn geringe behoefte om op zijn Soft Machine-tijd terug te blikken. 'Het is net als bij een pijnlijke echtscheiding wanneer je ook niet meer met plezier de oude foto's bekijkt.'

De onlangs verschenen dubbel-CD met The Peel Sessions van Soft Machine heeft hij ook nog niet beluisterd, aanvankelijk omdat hij simpelweg geen CD-speler bezat. Die heeft hij nu wel en via bemiddeling van employees van zijn huidige platenmaatschappij (Rough Trade) heeft hij bij zijn vroeger platenmaatschappij Virgin de CD's van zijn meesterwerk Rock Bottom, uit '74, en de follow-up Ruth Is Stranger Than Richard weten los te peuteren. 'Via het meisje aan de balie. Die meisjes zijn meestal heel aardig,' verklaart hij. 'Nee, niemand hoeft mij toestemming te vragen om CD's uit te brengen, want er staat in mijn contract een clausule over all future mediums. Dat contract loopt in '95 af, geloof ik, dus tot die tijd proberen ze er nog zoveel mogelijk uit te halen.'

Niettemin schandelijk dat mijnheer Branson en zijn kornuiten de artiest in kwestie niet eens een CD'tje toesturen. Maar zo zit de wereld in elkaar. De kassa moet rinkelen en verder geen gelul.

IJSSCHOTS

Hoe goed de muziek van Soft Machine vandaag de dag nog altijd klinkt, Robert kan niet anders dan met gemengde gevoelens aan die periode uit zijn leven terug denken.

'Het was altijd een geweldig gevecht voor me. Het heeft vele jaren en nog meer alcoholica geduurd voor ik een beetje zelfvertrouwen kreeg. Toen ik de groep moest verlaten, was al dat vertrouwen weer in één klap verdwenen en kon ik weer vooraan beginnen. Ik zag die breuk als een bevestiging van mijn bange vermoeden dat al dat vertrouwen op niets was gebaseerd. Ik zie die hele periode dan ook als een periode van paniek: alsof je je in de brandende zon op een snel smeltende ijsschots staande probeert te houden. Ik ben ervan overtuigd dat ik ervan heb geleerd, maar ik kan er niet objectief over praten. Het was mijn nooduitrusting van die tijd. Wellicht dat ik van bepaalde optredens genoten heb, maar ik weet het niet meer. Mijn huidige nooduitrusting begint bij Matching Mole.'

Matching Mole was de groep die Robert in '71 oprichtte. De naam was een Engelse verbastering van het Frans voor Soft Machine: Machine Môle. Een voorbeeld van Roberts typische gevoel voor ironie. Na twee albums met die groep bracht hij het solo-album The End Of An Ear uit, waar dit blad zijn naam aan heeft ontleend. In juni '73 volgde de noodlottige val uit het raam tijdens een feestje. Apestoned zou hij zijn geweest, zegt de een. Nee, hij had LSD geslikt en dacht dat hij kon vliegen, weet de ander. Doch de enige drug die een rol speelde was een legale: alcohol. Met zijn dronken kop meende Robert het feestje via de regenpijp te moeten verlaten, met het bekende gevolg. In '74 bracht hij het album Rock Bottom uit,  geschreven in de periode vlak na het ongeluk. Een even indringend als ontroerend document humaine dat regelrecht aan het onderbewustzijn lijkt te zijn ontsproten. Daarna volgde een reeks singles, mini LP's en nog enkele albums, die hoofdzakelijk getuigden van Roberts sterke betrokkenheid bij het wereldgebeuren. Politiek gezien nam hij stelling links van het midden en fulmineerde tegen alle onrecht in de wereld zonder ooit demagogisch te worden. Hij werd lid van de Engelse communistische partij, maar bleef zichzelf : een uiterst bescheiden en beminnelijk mens. Albums als Nothing Can Stop Us ('82) en Old Rottenhat ('85) getuigen van die politieke betrokkenheid zonder dat de typische Wyatt-humor ontbreekt.



DERDE KOEBEL

Wyatt woont niet meer in het huis in Twickenham, waar ik hem in het verleden een paar maal bezocht, maar is samen met zijn Alfie (de kunstenares Alfreda Benge) na een paar Spaanse jaren momenteel woonachtig in het dorpje Louth in Lincolnshire. De reden dat wij zes jaar lang taal noch teken van hem vernamen is simpel: Wyatt vindt het creatieve proces uiterst zwaar. 'Songs schrijven is moeilijker dan drummen. Bovendien wil ik niet telkens dezelfde song schrijven, ofschoon ik dat blijkbaar wel steeds doe! (lacht). Ik ben de componist, de zanger en ook de groep! Ik werk dus op verschillende fronten. Ik heb een muziekkamer waar mijn instrumenten staan, maar ook mijn platen. Het komt dan ook regelmatig voor dat ik in plaats van zelf muziek te maken een plaat uit de kast trek en ernaar ga zitten luisteren, want dat is werk dat al af is!

'Ik zie mijzelf ook niet als een beroepsmusicus die de ene plaat na de andere aflevert. Daarvoor komen de ideeën bij mij te langzaam. Ik ben telkens weer verrast als er weer een nieuwe song in mij blijkt te zitten.'

Lang voor het in de mode kwam, werkte Robert al met Afrikaanse musici en verzamelde hij muziek uit verre windstreken. 'Dat is bijna een tweede natuur voor me geworden,' verklaart hij, 'Dat is ook logisch als je met jazz en blues bent opgegroeid, waarvan de wortels in Afrika liggen.' Zijn grootste ambitie was ooit om de derde koebel van links in een Cubaanse ritmesectie te spelen. 'Ik ben al aan het oefenen,' lacht hij, 'Op Dondestan gebruik ik drie verschillende koebellen die Alfie voor me gekocht heeft.'

Door zijn associatie met Spanje (Robert is familie van de grote dichter Robert Graves, die zijn hele leven op Majorca woonde) heeft hij de flamenco-muziek leren waarderen, maar jazz blijft toch zijn grootste liefde, met name de muziek van John Coltrane en Charlie Mingus.

LAATBLOEIER


De jaren zestig zijn voor Robert geen bron voor nostalgische overpeinzingen. Hij herinnert zich alleen hard werken en zenuwslopende repetities. 'Ik vocht met het drumstel. Ik vocht om mijn muzikale ideeën naar buiten te brengen. Niets negatiefs, maar wel teveel strijd om met veel nostalgie op terug te kijken.

'Ik hou er geen romantische opvattingen over de jaren zestig op na, maar je moet goed begrijpen: mijn jeugd lag niet in de jaren zestig, maar in de jaren vijftig! Ik ben in '45 geboren. Ik heb waarschijnlijk een romantisch beeld van die tijd, dat zich uit in het feit dat ik alle jazzplaten probeer te verzamelen die ik toen goed vond. Als fan van die muziek projecteer ik een beeld van volstrekte harmonie op de jazzwereld, die toen misschien helemaal niet bestond. Ik heb dat nodig en wil daarin niet graag gedesillusioneerd worden, want ik ontleen er een hoop inspiratie aan. Daarom wil ik mensen die tien jaar jonger zijn dan ik geen desillusie over de jaren zestig bezorgen.

En over het veelgenoemde idealisme van die jaren: 'Ik ben een laatbloeier. Ik ben mij pas tegen het einde van de jaren zeventig, nadat punk en reggae op elkaar gebotst waren en het 2-Tone-label van start ging, van een aantal zaken bewust geworden, zowel politiek als sociaal en cultureel. Dat was een opwindende tijd, die mij deed denken aan de opwinding die ik in de jaren vijftig voelde bij die jazzmuziek. Ik ben in geestelijk opzicht eigenlijk van de jaren vijftig overgestapt in de jaren zeventig en heb de jaren zestig overgeslagen.'

Wanneer ik opmerk dat het voor mensen die juist zijn werk met Soft Machine bewonderen niet zo leuk is om dit soort dingen uit zijn mond te vernemen is zijn reactie even simpel als doeltreffend: 'Je kunt in een restaurant toch genieten van de gerechten, ook al heeft de kok het in de keuken te druk om er zelf van te genieten?'

Op de vraag of wij hem nog ooit op een podium zullen mogen begroeten reageert hij: 'Nee, dat durf ik niet meer aan. Ik heb halverwege de jaren zeventig nog een paar maal in mijn rolstoel op een podium gezeten, maar ik viel bijna flauw van de zenuwen.'






SPAANSE BRANDY

Dondestan bevat vier songs op tekst van Alfie (Robert: 'Kant en klare gedichten die ik op muziek gezet heb') en vijf met teksten van Robert zelf. De Alfie-songs hebben eenzelfde surreële kwaliteit als het meeste van Rock Bottom, terwijl Roberts teksten meer politiek getint zijn. Op Shrinkrap na, waar hij zichzelf op de psychologische pijnbank legt. 'Die twee soorten songs complementeren elkaar op een aardige manier.' De vier gedichten van Alfie zijn in Spanje gemaakt. Alfie: 'Ik heb altijd gedichten geschreven, maar mijn Engelse gedichten klinken nogal agressief, omdat zij voortkomen uit kwaadheid of ergernis. In Spanje kon ik echt van dingen houden en dat geeft de gedichten een minder agressieve toon.

En de Spaanse brandy heeft meer poëzie dan Engels bier.' De hoes van Dondestan (Spaans voor: 'Waar zijn zij?') is een tekening van Alfie, die de huiskamer in Spanje voorstelt: Robert zit voor het raam met een hoofdtelefoon op, terwijl Alfie een opschrijfboekje op haar schoot heeft. Honden, katten, een wijnfles met glazen en een uitzicht op zee. Waar zijn zij? Een toepasselijke titel.

In de titelsong neemt Robert het op voor de Palestijnen, een volk zonder land. 'Wij die wel een eigen land hebben waar wij wonen moeten begrip kunnen opbrengen voor de gevoelens van hen die dat niet hebben. Dat is alles wat ik heb willen zeggen.' De tekst van Lisp Service is een reactie op het nummer We Didn't Start The Fire, dat ten tijde van de golfoorlog een hit was (van Billy Joël). Robert: 'Zoiets is makkelijk gezegd. De machtigen zeggen dat altijd: Die mensen maken er een rommeltje van en wij bieden alleen maar hulp. Wij zijn aardige politieagenten. Dat gaat echter voorbij aan onze historische verantwoordelijkheid. Dat rommeltje is mede door ons veroorzaakt. Wat hebben de Britten gedaan om Groot Brittannië te worden? Je hoeft alleen maar naar Schotland, Wales en Ierland te kijken. Alle Westeuropese landen hebben een dergelijk verleden. Wat er in de derde wereld gebeurt is een gevolg van het gewelddadige gedrag van onze voorouders. Je kunt als verkrachter je leven beteren en zeggen: ik ben nu geen verkrachter meer, ik ben nu een aardig mens dat anderen wil helpen. Maar de slachtoffers van die verkrachting blijven slachtoffers. Die zelfvoldane hypocrisie probeer ik duidelijk te maken.

'Ik zou mij liever bezighouden met van het leven genieten en muziek maken, maar je wordt voortdurend met de neus op de feiten gedrukt. Je zit naar jazz op de radio te luisteren en er volgt een nieuwsbulletin, waarin over de 'gijzelaars in Libanon wordt gesproken en in één adem over de gedetineerden in Israël. Gedetineerden? Zijn dat geen gijzelaars dan? Dat is niet consequent. Ik moet mij daar dan wel druk om maken, omdat ik anders niet meer kan functioneren. Ik hou onmiddellijk op met het doen van politieke uitspraken als ik niet meer door dat soort zaken geprovoceerd wordt. Dan zou mijn leven een stuk prettiger zijn (lacht). Als iemand mij duidelijk kan maken hoe wij met de gevolgen van ons koloniale verleden in de derde wereld moeten omgaan, dan zal ik met alle plezier elke ideologie die je maar wilt opgeven en mij nog uitsluitend te bepalen tot mijn fucking jazz-platen.'

       
     
Previous article